Ik zal proberen de meeste van je vragen te beantwoorden.
1. Hoe dit precies zit is nogal ingewikkeld en ik kan je zelf niet veel meer vertellen dan dat het te maken heeft met wat er gebeurt tijdens de vroege ontwikkeling van een baby. Door het gebruik van de ogen vinden er allerlei processen plaats in de hersenen van een baby. Omdat de hersenen in dat stadium nog behoorlijk flexibel zijn, kan het gebruik van de ogen leiden tot bepaalde aanpassingen in de hersenen. Als het kind het ene oog meer gebruikt dan het andere zal dit ene oog wat meer de overhand kunnen krijgen. Als dit niet verandert zo lang het kind nog zeer jong is zal het op latere leeftijd niet meer veranderen. De hersenen hebben zich dan al aangepast aan de situatie. Denk bijvoorbeeld maar aan een ‘lui oog’: dit houdt in dat het ene oog veel minder doet dan het andere oog. Sommige kinderen hebben hier last van en krijgen een pleister op het goede oog, zodat het ‘luie’ oog ineens al het werk moet gaan doen. Op latere leeftijd zou dit afplakken minder effect hebben, omdat de hersenen zich dan minder goed kunnen aanpassen.
Kortom, je zou dus kunnen zeggen dat het vooral op toeval en misschien op een klein beetje genetische aanleg berust welk oog dominant wordt.
2. Een myelineschede is een dik omhulsel van de axonen van zenuwcellen, waarin regelmatige onderbrekingen zitten (de knopen van Ranvier). Het bestaat uit een sterk geplooide membraan die gevormd wordt door zogenoemde gliale cellen die de zenuwcellen begeleiden. De functie is vooral het beter en sneller geleiden van prikkels en daarnaast het afschermen van de verschillende axonen zodat ze niet onbedoeld met elkaar in contact komen. De impulsen springen a.h.w. van knoop naar knoop.
3. Dat sensorische neuronen maar 1 dendriet hebben klopt niet. Het hangt ervan af wat voor soort sensorische cel het is. Maar dat ze over het algemeen weinig dendrieten hebben komt omdat ze vrij specifieke informatie moeten ontvangen vanuit bijvoorbeeld de buitenwereld. Als je bijvoorbeeld pijn voelt dan moet je vrij exact kunnen weten waar deze vandaan komt. Hoe meer dendrieten, hoe minder specifiek de informatie is. En wat de axonen betreft, de meeste zenuwcellen hebben hier maar 1 van.
4. Deze vraag is moeilijk in het kort te beantwoorden. Het komt erop neer dat er aan beide kanten van de membraan in rust een verschillende concentratie van de ionen natrium, kalium en chloride in stand wordt gehouden. Omdat deze ionen een bepaalde elektrische lading hebben, zorgen ze voor een verschil in lading aan beide kanten van de membraan. Dit verschil is 70 mV, waarbij de binnenkant van de cel negatiever geladen is (vandaar het min-teken). Waarom dit precies dat getal is is te berekenen; dan moet je een celmembraan gaan beschouwen als een elektrisch circuit, waarbij de membraan een condensator representeert. De stroming van de verschillende ionen zorgt dan voor het ladingstransport. Dit is echter nogal ingewikkeld en ik kan je daarvoor beter naar de boeken verwijzen.
5. Wat bedoel je hier met prikkeldrempel? Die van zenuwcellen of van prikkels op het totale gedrag van mensen? Als het over zenuwcellen gaat dan weet ik niet of er wel zoveel verschil zit tussen mensen. Volgens mij is die drempel redelijk constant. Mochten er hier en daar toch verschillen zijn (deze zullen dan wel heel klein zijn) dan zou ik mij voor kunnen stellen dat het ligt aan de werking van de ionenpompen in de celmembraan. Als deze harder of juist minder hard werken dan zal er sneller of minder snel een actiepotentiaal kunnen optreden. Maar er zullen misschien ook wel andere oorzaken zijn.
6. Poikilothermie is geen ziekte, maar een term die gebruikt wordt om aan te geven dat de lichaamstemperatuur van een organimse verandert door de omgevingstemperatuur. Dit is bijvoorbeeld zo bij reptielen. Als de hypothalamus niet goed functioneert bij mensen, dan zal het lichaam niet goed reageren op wisselingen in de temperatuur. Als je dan bijvoorbeeld door de kou loopt dan zal de hypothalamus geen signalen aan het lichaam afgeven die ervoor moeten zorgen dat het zich aanpast aan de kou (b.v. verwijding van bloedvaten). Je zal echter wel voelen dat het koud is, maar je zal niet de ervaring hebben van het koud hebben. Zou je met blote voeten over het ijs lopen dan zou dat waarschijnlijk wel pijnlijk zijn, maar je kan in principe rustig doorlopen.
Hopelijk kun je hier wat mee.