Neem een bak met water en creëer daarin twee compartimenten, die gescheiden worden door een halfdoorlatend vlies (membraan). Door deze membraan kunnen wel de watermoleculen van de ene kant naar de andere kant, maar niet de andere stoffen die je in het water oplost. In een van beide compartimenten los je vervolgens een bepaalde hoeveelheid van een stof, b.v. keukenzout, op. De concentratie zout is in dit compartiment nu hoger dan in het andere compartiment. De natuur ‘wil’ echter het evenwicht herstellen en de concentratie aan beide kanten weer gelijk maken. Dit kan alleen door de watermoleculen van de kant waar geen zout in is opgelost te laten stromen naar de kant waar wel zout in is opgelost, net zo lang tot daar zoveel water naartoe is gestroomd dat de concentratie zout aan beide kanten gelijk is of de druk van het stijgende water in het ene compartiment te hoog is om er nog meer water naartoe te laten stromen (immers, het vloeistofniveau aan de kant waar het zout in is opgelost stijgt en aan de andere kant daalt het juist). Dit proces heet osmose.
Omgekeerde osmose is juist dat je een vloeistof waarin bijvoorbeeld zout is opgelost (zoals zeewater) onder kunstmatige druk door een halfdoorlatend membraan perst, zodat het zout achterblijft en het water dat door de membraan is geperst schoon is. Deze techniek wordt dan ook met name toegepast om schoon drinkwater te winnen uit bijvoorbeeld zeewater. Het probleem is alleen dat je, zeker voor winning op grote schaal, dure machines nodig hebt. Deze gebruiken ook nog eens de nodige energie. Dat betekent dat arme landen niet snel in aanmerking zullen komen voor dergelijke installaties. Helaas.