Onderin de hersenen, de hersenstam, ligt het ademcentrum.
Dit is gevoelig voor de (chemische) samenstelling van het bloed.
De sterkste prikkel om te ademen is de hoeveelheid kooldioxyde ( CO2 ) in het bloed. Bij een stijging van CO2 in het bloed, krijg je een prikkel om dieper en sneller adem te halen, waardoor het teveel aan CO2 uit het bloed verwijderd wordt.
De tweede prikkel voor de ademhaling is de zuurgraad van het bloed.
Deze is normaal tussen de 7.34 en 7.45. Dit luistert heel nauw en wordt o.a. geregeld door zg. buffers, zoals bv. Nabicarbonaat ( NaHCO3) dat zich net zo makkelijk met zuren als basen kan binden en zo het evenwicht bewaart.
Bij het verbranden van glucose komt kooldioxyde vrij:
C6H12O6 + 6 O2 => 6 CO2 + 6 H2O + energie.
Kooldioxyde en water reageren met elkaar, waarbij koolzuur ontstaat wat makkelijk uit elkaar valt, waarbij H+deeltjes vrijkomen:
CO2 + H2O => H2CO3 => HCO3- + H+
Dit wordt normaal uitgeademd. Als je de adem bewust inhoudt, stapelen de H+
deeltjes zich op en wordt het bloed zuurder. Dit noemt men ‘respiratoire acidose’.
Dit geeft een sterke prikkel aan het ademcentrum, waardoor je weer gaat ademhalen.
De laatste ademhalingsprikkel is een tekort aan zuurstof (O2), maar dit gaat via de halsslagader en dat is weer een heel ander verhaal.